Toegangspunten
Sommige of alle toegangspunten zijn wellicht vooraf
ingesteld door de serviceprovider of netwerkoperator,
waardoor u geen toegangspunten kunt maken, bewerken
of verwijderen.
geeft aan welke toegangspunten zijn
beveiligd. U kunt de instellingen voor toegangspunten ook
ontvangen in een SMS-bericht van een serviceprovider.
Zie ‘Gegevens en instellingen’ op pagina 50.
Tip! Zie ook ‘MMS- en e-mailinstellingen
ontvangen’, p. 49, ‘E-mail’ op pagina 57 en
‘Toegangspunt voor Diensten’ op pagina 93.
geeft een toegangspunt voor packet-gegevens aan en
een wireless LAN-toegangspunt.
Instrum.
116
Copyright © 2006 Nokia. All rights reserved.
Als u een nieuw toegangspunt wilt maken, drukt u op
en selecteert u
Instrum.
>
Instellingen
>
Verbinding
>
Toegangspunten
>
Opties
>
Nieuw
toegangspunt
.
Volg de instructies van de serviceprovider.
Naam verbinding
- Voer een beschrijvende naam in voor
de verbinding.
Drager gegevens
- Welke velden beschikbaar zijn, is
afhankelijk van de geselecteerde gegevensverbinding. Vul
alle velden in die zijn voorzien van een rood sterretje of de
aanduiding
Te definiëren
. De overige velden hoeft u
alleen in te vullen als uw serviceprovider dat aangeeft.
Als u een gegevensverbinding wilt gebruiken, moet de
aanbieder van de netwerkdienst deze functie
ondersteunen en zo nodig activeren op de SIM-kaart.
Packet-gegevens
Volg de instructies van de serviceprovider.
Naam toegangspunt
(alleen voor
packet-gegevens) - Deze naam is nodig om verbinding
te kunnen maken met de packet-gegevens- en
UMTS-netwerken. De naam van het toegangspunt wordt
verstrekt door de netwerkoperator of serviceprovider.
Gebruikersnaam
- De gebruikersnaam kan nodig zijn bij
het maken van een gegevensverbinding en wordt
doorgaans verstrekt door de serviceprovider. De
gebruikersnaam is vaak hoofdlettergevoelig.
Vraag om wachtw.
- Als u bij aanmelding op de server
telkens een nieuw wachtwoord moet invoeren of als u
het wachtwoord niet in het apparaat wilt opslaan,
selecteert u
Ja
.
Wachtwoord
- Een wachtwoord kan nodig zijn bij het
maken van een gegevensverbinding en wordt doorgaans
verstrekt door de serviceprovider. Wachtwoorden zijn vaak
hoofdlettergevoelig.
Verificatie
- Selecteer
Normaal
of
Beveiligd
.
Homepage
- Voer het webadres of het adres van de
multimediaberichtencentrale in, al naar gelang de
gegevens die u instelt. Vul de
Geavanc. instell.
in om uw
toegangsgegevens verder te definiëren:
Netwerktype
- Selecteer het gewenste
internetprotocoltype:
IPv4
of
IPv6
. De andere instellingen
zijn afhankelijk van het geselecteerde netwerktype.
IP-adres telefoon
(voor IPv4) - Voer het IP-adres van uw
apparaat in.
DNS-adres
—
Primair DNS-adres
,
Secund. naamserver:
Neem voor deze adressen contact op met uw
internetprovider.
Uitleg: DNS (Domain Name Service) is een
internetdienst die een domeinnaam, zoals
www.nokia.com, omzet in een IP-adres, zoals
192.100.124.195.
Instrum.
117
Copyright © 2006 Nokia. All rights reserved.
Proxy-serveradres
- Definieer het adres van de
proxyserver.
Proxy-poortnummer
- Voer het poortnummer van de
proxyserver in.
SIP-instellingen
SIP-instellingen (Session Initiation Protocol) zijn nodig
voor bepaalde netwerkdiensten die gebruikmaken van SIP,
zoals het delen van video. U kunt de instellingen
ontvangen in een speciaal SMS-bericht van uw
netwerkoperator of serviceprovider. U kunt deze
instellingsprofielen weergeven, verwijderen of maken in
SIP-instellingen
.
Gegevensoproep
De instellingen voor gegevensoproepen hebben invloed op
alle toegangspunten die een GSM-gegevensoproep
gebruiken.
Tijd online
- Hiermee stelt u in dat de verbinding voor
gegevensoproepen automatisch wordt verbroken na een
bepaalde time-out wanneer geen activiteit plaatsvindt.
Selecteer
Door gebr. gedef.
en voer de tijd voor de
time-out in minuten in. Als u
Onbeperkt
selecteert, wordt
de verbinding voor gegevensoproepen niet automatisch
verbroken.
Wireless LAN
Volg de instructies van de serviceprovider.
WLAN-netwerknaam
- Selecteer
Handmatig opgeven
of
Netw.namen zken
. Als u een bestaand netwerk selecteert,
worden
WLAN-netwerkmodus
en
WLAN-beveil.modus
bepaald door de instellingen van het toegangspunt.
WLAN-netwerkmodus
- Selecteer
Ad-hoc
om een ad
hoc-netwerk te maken en om toe te staan dat apparaten
gegevens rechtstreeks verzenden en ontvangen. Hiervoor
hebt u geen wireless LAN-toegangspunt nodig.
WLAN-beveil.modus
- Selecteer de gebruikte
codering:
WEP
,
802.1x
(niet voor ad hoc-netwerken), of
WPA/WPA2
. Als u
Open netwerk
selecteert, wordt geen
codering gebruikt. De functies WEP, 802.1x en WPA
kunnen alleen worden gebruikt als het netwerk deze
functies ondersteunt.
WLAN-beveil.instell.
- Voer de instellingen voor de
geselecteerde beveiligingsmodus in:
Beveiligingsinstellingen voor
WEP
:
WEP-sleutel in gebr.
- Selecteer het nummer van de
WEB-sleutel. U kunt maximaal vier WEP-sleutels maken.
Dezelfde instellingen moeten worden ingevoerd voor het
wireless LAN-toegangspunt.
Verificatietype
- Selecteer
Open
of
Gedeeld
als wijze van
verificatie tussen het draadloze apparaat en het wireless
LAN-toegangspunt.
Instell. WEP-sleutel
- Voer de volgende gegevens in:
WEP-codering
(lengte van de sleutel),
Indeling
WEP-sleutel
(
ASCII
of
Hexadecimaal
) en
WEP-sleutel
(de WEP-sleutel in de geselecteerde indeling).
Beveiligingsinstellingen voor
802.1x
en
WPA/WPA2
:
Instrum.
118
Copyright © 2006 Nokia. All rights reserved.
WPA-modus
- Selecteer de verificatiemethode:
EAP
als u
een EAP-plug-in (Extensible Authentication Protocol) wilt
gebruiken, of
Vooraf ged. sleutel
als u een wachtwoord
wilt gebruiken. Voer de betreffende gegevens in:
Instell. EAP-plug-in
(alleen voor
EAP
) - Voer de
instellingen in volgens de instructies van uw
serviceprovider.
Vooraf ged. sleutel
(alleen voor
Vooraf ged.
sleutel
) -Voer een wachtwoord in. Hetzelfde
wachtwoord moet worden ingevoerd voor het wireless
LAN-toegangspunt.
TKIP-codering
- Selecteer of TKIP-codering (Temporal
Key Integrity Protocol) wordt gebruikt.
Homepage
- Stel een homepage in.
Selecteer
Opties
>
Geavanc. instell.
en wijzig het
volgende:
IPv4-instellingen
:
IP-adres telefoon
(het IP-adres van
uw apparaat),
Subnetmasker
(het subnetmasker),
Standaardgateway
(de gateway) en
DNS-adres
- Voer de
adressen in van de primaire en secundaire DNS-server.
Neem voor deze adressen contact op met uw
internetprovider.
IPv6-instellingen
>
DNS-adres
- Selecteer
Automatisch
,
Standaard
of
Door gebr. gedef.
.
Ad-hoc kanaal
(alleen voor
Ad-hoc
) - Als u handmatig
een kanaalnummer (1 tot 11) wilt instellen, selecteert u
Dr gebr. gedefinieerd
.
Proxy-serveradres
- Voer het adres van de proxyserver in.
Proxy-poortnummer
- Voer het poortnummer van de
proxyserver in.